donderdag 14 juli 2016

Laatste woordje bij het afscheid van mijn vader


NIKOLAOS KAVADIAS

Νικόλαος Καββαδίας, του Ηλία και της Αναστασία γένος Μαρουλας
Αργυράδες-Κέρκυρα (Ελλάς)    -   Jette (België)

21/03/1933 - 13/07/2016
Δεν ελπίζω τίποτα, δε φοβούμαι τίποτα, είμαι λέφτερος.”
(Νίκος Καζαντζάκης)


We hebben de voorbije 2 weken continu herinneringen opgehaald, aan de rand van je bed in je ziekenhuiskamer. Het is een moment waarin het lijkt alsof met het knipperen van de ogen er een hele leven is voorbijgeflitst. Het ene moment zit je nog als driejarige op z’n schoot. Het andere moment hou je hem als 83-jarige in je schoot. We wilden ook geen afscheid nemen, zelfs 83 is te jong. Maar we wisten ook niet hoe je afscheid moet nemen. Vooral niet voor mensen die tussen 2 werelden leven, een Griekse, en een Belgische. Voor dergelijke tussen-situaties bestaan er niet echt draaiboeken (wie een begrafenis neemt is immers gelovig en krijgt een plechtigheid in een kerk en wie niet gelovig is, wordt meestal verast en krijgt een plechtigheid in een aula verbonden aan een crematorium). We hebben ons eigen draaiboek gemaakt, met de muziek waar hij van hield.

Mijn vader was hier ooit alleen toegekomen, tezamen met andere jonge kerels om er af te dalen in de gangen waar het zwarte goud van Limburg werd gedolven. Tezamen met andere mannen gingen ze op zoek naar een beter leven. Mijn moeder is een aantal jaren nadien toegekomen. In het begin hadden ze alleen elkaar, hun kinderen en een beperkt aantal dorpsgenoten die mee de grote trektocht hebben gemaakt.

Mijn ouders waren mensen die hun vertrouwde omgeving dus hebben verlaten om een nieuw leven te beginnen in een totaal vreemde en moeilijk te begrijpen land. Mijn vader heeft geprobeerd om tezamen met mijn moeder zijn weg zo goed mogelijk te vinden in die chaos. Het waren twee mensen die al van bij hun huwelijk een eigen weg bewandelden, los van wat verwacht werd door de omgeving. We beseffen dat niet altijd zo goed, maar het gaat om een generatie die de 2de wereldoorlog heeft meegemaakt, de hongersnood –jaja een hongersnood in Europa, waarin mensen vielen als vliegen in Griekenland, een generatie die dan de burgeroorlog als kind heeft meegemaakt en dan de rug moest rechten om er iets van te maken.

Mijn vader heeft dat op zijn manier gedaan. Met een beetje chaos, met humor, maar vooral met heel veel energie en liefde voor zijn kinderen. Hij heeft tezamen met mijn moeder zijn eigen draaiboek geschreven, los van scenario’s die door geloof werden voorgeschreven. Ze hebben het niet altijd gemakkelijk gehad. En als kind heb ik, maar ook mijn broers, me –zoals zoveel kinderen- afgezet tegen mijn vader. Ik wou vooral niet zoals hem zijn. Maar achteraf bekeken heeft hij een grotere stempel op mij en mijn broers gedrukt, dan we zelf vermoeden. Hij was een eigenzinnige man, ietwat koppig, met een tegendraads karakter, met een heel groot hart, die zijn eigen weg zocht. En achteraf bekeken hebben we elk onze eigen draaiboeken geschreven (afhankelijk van het geval met iets meer of minder chaos, maar daarom niet met minder eigenzinnigheid).

Maar nu is het moment gekomen in ons levensboek waar we de bladzijde gaan omslagen van Niko, mijn vader, onze vader, de grootvader van onze kinderen. En het is nu al duidelijk dat we altijd zullen blijven terugkeren naar die pagina’s waar we ezelsoren in hebben gezet in dat boek. Het zijn de pagina’s die zo vertrouwd en heerlijk waren, dat we het er warm van krijgen alleen al door eraan te denken. En alleen al door in de keuken te staan en het eten te maken dat hij voor ons maakte, zijn avgolemono, zijn fasolada, zijn makaronia, zal ik altijd blijven terugdenken aan hoe hij tijdens het koken zong en zijn liefde voor vrouw, eten en kinderen uitte. En alleen al door naar de avondzon te kijken en te denken aan zijn gezang over de komst van de zomer, denken we aan de zee en zon van Corfu.

Het licht is gedoofd, maar we nemen de mooie herinneringen mee in ons hart.

Het ga je goed, mijn vader, op je laatste reis.

woensdag 6 juli 2016

Συννεφιασμένη Κυριακή

Συννεφιασμένη Κυριακή,
μοιάζεις με την καρδιά μου
που έχει πάντα συννεφιά,
Χριστέ και Παναγιά μου.
Όταν σε βλέπω βροχερή,
στιγμή δεν ησυχάζω.
μαύρη μου κάνεις τη ζωή,
και βαριαναστενάζω.
Είσαι μια μέρα σαν κι αυτή,
που ‘χασα την χαρά μου.
συννεφιασμένη Κυριακή,
ματώνεις την καρδιά μου.


https://www.youtube.com/watch?v=yuTWdVn0kn8

zondag 29 mei 2016

De hervorming secundair onderwijs: Een stap vooruit, twee achteruit...

De recente "hervorming" van het secundair onderwijs dat de Vlaamse regering uit haar hoed toverde lijkt andermaal vooral gericht op "communicatie" zonder al te veel inhoud. De onderwijsvormen blijven behouden en er lijkt een opening te worden gecreëerd tot het oprichten van domeinscholen.
Spijtig genoeg lijkt het een een VSO 2.0 te worden, een bezorgdheid die we al in januari 2014, tezamen met Bram Spruyt (VUB - sociologie), Mieke Vanhoutte (UGent - Sociologie) en Ides Nicaise (KULeuven - Hiva) uitten. Voor wie het nog eens wil herlezen:


Hervormen doe je samen of doe je niet
In haar Memorandum 2014 vraagt het Gemeenschapsonderwijs terecht dat alle scholen verplicht worden mee te werken aan de hervorming van het secundair onderwijs.  Dat niet doen, vormt de grootste bedreiging voor een succesvolle hervorming. Een hervorming die gesteund wordt door een minister van Onderwijs, de regering waarvan hij deel uitmaakt en de onderwijskoepels, behoort onverkort en door alle scholen uitgevoerd te worden. Er is geen enkele goede reden om op dat punt onderhandelingsruimte te laten voor individuele scholen. Er zijn juist heel veel redenen om dat zeker niet te doen.
Ten eerste, kan men zich de chaos voorstellen die het scholenlandschap wordt indien bepaalde scholen wel evolueren tot domeinschool en anderen niet. Deze hervorming beoogt een vereenvoudiging van de structuur van het secundair onderwijs. Het moet voor jongeren en hun ouders duidelijker worden welke mogelijkheden, maar vooral ook welke gevolgen bepaalde keuzes hebben voor het verdere verloop van hun onderwijsloopbaan. Een vrijblijvende invoering à la carte zoals oorspronkelijk beoogt, zal net voor het omgekeerde zorgen.
Het risico bestaat, ten tweede, dat scholen die niet meestappen in het hervormingsverhaal zich als dusdanig zullen profileren. Los van kwaliteitscriteria verwordt (niet) hervormen dan tot een marketinginstrument. Op die manier wordt al dan niet behoren tot een school van het hervormd onderwijs een oneigenlijk element in de concurrentiestrijd tussen scholen.
Ten derde, hypothekeert de blijvende aanwezigheid van niet-domeinscholen de realisatie van de hervormingsplannen. Het is ondenkbaar dat studierichtingen in een onderwijssysteem dat uitgaat van belangstellingsgebieden identiek zijn aan studierichtingen die geordend zijn naar studieniveau. Daardoor wordt het compleet onduidelijk hoe jongeren van een niet-domeinschool naar een domeinschool of omgekeerd kunnen overschakelen. Dat zou immers betekenen dat de ene school nog wel sterk functioneert in de ‘beschottenlogica van aso-tso-bso’ en de andere niet. Het bestaan van scholen die niet meegaan in de domeinlogica, zal beleidsmakers dwingen overgangen te voorzien voor jongeren die van een niet-domeinschool willen overgaan naar een domeinschool. Dat kan alleen maar door richtingen uit beide onderwijstypes op elkaar af te stemmen. Als er nu één manier is om oude wijn in nieuwe zakken te maken, dan is het wel de deze.
Die versnippering dreigt, ten vierde, de schoolkeuze voor sommige jongeren de facto weg te nemen. Het is toch ondenkbaar dat je als jongere niet zou kunnen meestappen in een hervormd onderwijs dat gepromoot wordt door de minister van onderwijs, de regering en de onderwijskoepels. Maar wat dan indien op een redelijke afstand geen domeinschool te vinden is? Stel dat een kind met veel enthousiasme en talent kiest voor een bepaald belangstellingsgebied. Dan mogen ouders tenminste verwachten de mogelijkheid te hebben dat hun kind naar een school kan, waar het afhankelijk van zijn talent verschillende richtingen in dat belangstellingsgebied kan volgen.
Als men al die bezwaren overschouwt, kan men, tenslotte, ook niet anders dan besluiten dat een tweesporenbeleid zoals nu voorzien in de uitvoering, nooit budgetneutraal kan zijn. Een hervorming die vereenvoudiging brengt, kan geld besparen. Maar twee structuren naast elkaar recht houden, zal dat zeker niet doen.
Zowel de onderwijskoepels als de minister van Onderwijs maakten zich sterk dat zij scholen zullen overtuigen mee te werken. Naast de kracht van het woord moet financiële steun scholen over de brug trekken. Beleidsmatig is dat een nooit eerder gezien zwaktebod. Als we al iets uit eerdere experimenten en halfslachtige hervormingen kunnen leren, dan is het de noodzaak aan een duidelijke gelijkvormige structuur.

Bram Spruyt (VUB)
Dimokritos Kavadias (VUB)
Ides Nicaise (KULeuven)
Mieke Van Houtte (Ugent)
** De auteurs schreven mee aan het boek ‘Het Onderwijsdebat’ dat dit voorjaar bij uitgeverij EPO verschijnt.

maandag 11 april 2016

Is burgerschapsvorming op de schoolbanken een voldoende of slechts noodzakelijke voorwaarde tegen extremisme?


Radicalisering en extremisme zullen, naast het repressieve veiligheidsbeleid, preventief worden aangepakt op de schoolbanken, aldus de plannen op de vervroegde Conferentie van de Onderwijsministers van de Raad van Europa en van minister Crevits. We mogen ons echter niet blindstaren op bijkomende inspanning in het curriculum als een voldoende voorwaarde. Er is veel meer werk aan de winkel en niet enkel via onderwijs.
In het zog van het hele debat rond radicalisering en de misdaden in Parijs en Brussel, wordt er (opnieuw) een lans gebroken voor burgerschap in het curriculum. Burgerschapsvorming impliceert dat men aandacht moet hebben voor kritische zin en verschillen tussen mensen en de manieren om daar op een humanistische en democratische manier mee om te gaan. Eenvoudig gesteld moeten we in onze huidige complexe context jongeren met verschillende achtergronden elkaar leren kennen en leren samenleven. We moeten op de schoolbanken radicalisering in de kiem smoren. Wie kan hier iets tegen hebben?
De Britse socioloog Basil Bernstein schreef in 1970 onder de provocerende titel ‘Education cannot compensate for society’ een pleidooi om onrealistische verwachtingen ten aanzien van het onderwijs te temperen. Men had en heeft inderdaad de neiging om het onderwijs te zien als een instituut dat zal compenseren in al wat misgaat in een samenleving. Bernstein pleitte daarmee niet tegen (investeringen in) onderwijs. Integendeel, hij pleitte voor een onderwijs dat ten gronde emancipeert en waar volop in wordt geïnvesteerd. De discussie van 40 jaar geleden over maatregelen in het onderwijs om maatschappelijke problemen te counteren lijkt opnieuw zeer actueel. Men dreigt immers de bal (alweer) in het kamp van onderwijs te leggen zonder gegronde en brede beleidsmaatregelen te treffen.
Burgerschapseducatie is lange tijd stiefmoederlijk behandeld. Vlaanderen opteerde pas met de invoering van eindtermen midden jaren 1990 om vakoverschrijdend te werken aan ‘burgerzin’. Het vakoverschrijdende was een compromis om zoveel mogelijk vrijheid aan de scholen en de koepels te laten. Zelf hebben we vanuit onderzoeksresultaten naar waardevorming in het onderwijs en burgerschapseducatie in het verleden ook gepleit voor een curriculum rond burgerschap. Belangrijk is echter dat we niet in de val mogen trappen die Bernstein bijna een halve eeuw geleden aangaf: verwachten dat onderwijs compenseert wat de samenleving niet geeft. Een van de vaststellingen van analyses op het internationaal vergelijkende gegevens ICCS2009 (bij 140.000 14-jarigen uit 38 landen) is dat er inzake burgerschapsattitudes van jongeren geen verschillen bestaan tussen systemen waarin wel dergelijke vakken zijn en systemen die dat niet hebben. Sommige landen hebben een apart vak burgerschap, organiseren daarenboven vakoverschrijdend projecten rond democratie en moraliteit en schenken aandacht aan hedendaagse maatschappelijke problemen. Toch zien we geen wezenlijke verschillen tussen leerlingen in die landen en leerlingen in landen waar dat niet wordt ingevoerd, eens we rekening houden met het soort leerlingen (de sociale status of het gezin waaruit zij / hij komt) en een aantal andere kenmerken van het onderwijs en de leerkrachten.
Veel belangrijker zijn de vaardigheden van leerkrachten in deze. De houdingen en de professionaliteit van leerkrachten heeft een veel grotere invloed vanuit internationaal vergelijkend perspectief dan het al dan niet formeel invoeren van vakken of een curriculum rond hoe een goed burger moet zijn. Het gaat vooral over de manier waarop leerkrachten erin slagen om leerlingen kritisch te laten reflecteren vanuit hun eigen brede kennis en vaardigheden. Ook de stratificatie in een onderwijssysteem (vroeg apart houden op basis van prestaties) heeft een grotere impact op wat jongeren denken en voelen, dan het bestaan van een expliciet curriculum. In samenlevingen waar inkomensongelijkheid klein is en waar er een kansengelijkheid is in onderwijs, scoren jongeren hoger op burgerschapswaarden.
We twijfelen er niet aan dat scholen een verschil kunnen maken. Het invoeren van kritische reflectie, democratisch dialoog in de klas of een vak levensbeschouwing, ethiek en filosofie (LEF) kan het verschil maken voor vele leerlingen. Begrip voor elkaar leren krijgen op school lijkt ons een noodzakelijke voorwaarde. Op zich vormt dit echter geen voldoende voorwaarde. Kortom, de manier waarop een samenleving omgaat met de skills van leerkrachten, met de kansen(on)gelijkheid in onderwijs en de wijze waarop er wordt gedifferentieerd in een school minstens even noodzakelijk dan het aanpakken van het curriculum. Deze elementen vormen momenteel een veel krachtiger onofficieel curriculum dan welk vak dan ook. Anders vrezen we dat de nieuwe burgerschapsvorming een maat voor niets zal zijn.
 
Dimokritos Kavadias – Vakgroep Politieke Wetenschappen VUB
Britt Dehertogh – Sociaal Werk AP-hogeschool